Uitgangspunt: editie Van Oorschot
Deze digitale editie is gebaseerd op de eerste zes delen van de door Van Oorschot uitgegeven Oeuvres complètes van Belle van Zuylen/Isabelle de Charrière (1). De editeurs beschouwden de correspondentie als onderdeel van haar “oeuvre”. Dat is geheel in overeenstemming met de waardering die men er tegenwoordig (en trouwens ook al in haar eigen tijd) voor heeft – met name voor de dóór haar verzonden brieven. Het is daarbij van belang om te benadrukken dat die zeker niet voor publicatie waren bedoeld, integendeel: dikwijls verzoekt ze om de brief na lezing in het vuur te gooien (2). Ook noteert ze zelf regelmatig dat ze ontvangen brieven heeft verbrand.
De editie bevat dus de 2552 brieven die in de zes delen OC zijn opgenomen. De daar gehanteerde nummering van de brieven (verzonden tussen 29 september 1753 en 10 december 1805) is in deze digitale versie gehandhaafd, met dien verstande dat de 77 ná 1984 door diverse onderzoekers (3) teruggevonden en gepubliceerde brieven eraan zijn toegevoegd (en dat in de toekomst mogelijk nog terug te vinden (?) andere brieven eveneens zullen worden ingevoegd. Zij worden er in de chronologische volgorde “tussengeschoven”, en hebben een herkenbaar, afwijkend nummer: zo is de brief die Isabelle de Charrière op 11 april 1772 schreef aan Frederik Christiaan van Reede en Athlone, de man van haar nicht en vriendin Annebetje, als nr. 0421X01 geplaatst ná nr. 0421 (d’Hermenches aan Isabelle de Charrière, 23 maart 1772) en vóór nr. 0422 (door het echtpaar de Charrière op 15 april van dat jaar gestuurd aan het echtpaar de Charrière de Sévery). Tenslotte wordt hier ook een begin gemaakt met het identificeren en toevoegen van entries voor verloren gegane brieven, die eveneens een eigen nummer krijgen (dat een Y bevat in plaats van een X) – dit op basis van vermelding in andere brieven uit de betreffende periode.
Veel van de correspondentie is verloren gegaan, maar ze heeft ook honderden brieven bewaard, en nagelaten aan Henriette L’Hardy. Via de zoon van deze vriendin zijn ze in de negentiende eeuw terechtgekomen bij de invloedrijke Franse criticus Sainte-Beuve en vervolgens bij Philippe Godet, historicus te Neuchâtel. Fragmenten ervan werden gepubliceerd en gebruikt door Godet die – vanaf 1886 – Charrière’s eerste biograaf werd. Rond 1900 knoopte hij ook in Nederland contacten aan, en in 1908 werd zijn biografie (uit 1906) in De Gids besproken (4), zodat in de eerste helft van de twintigste eeuw kenners in ons land op de hoogte waren van het belang van deze brieven.
Toch is pas in de jaren 1970 begonnen aan de eerste “complete” uitgave – dit met name dankzij het enthousiasme en de energie van Simone Dubois, die in 1971 een eerste bundel vertalingen had gepubliceerd (5) onder de titel Rebels en beminnelijk. Samen met haar man Pierre H. Dubois werd zij de drijvende kracht achter de door Van Oorschot al veel langer beoogde complete editie, waarbij ook Cecil P. Courtney, Patrice Thompson, Jeroom Vercruysse en Dennis M. Wood betrokken werden. Hun werkzaamheden leidden binnen relatief korte tijd onder meer ook tot drie biografieën – in het Nederlands, Engels en Frans – die in 1993 en 1994 verschenen (6), en tot onderzoek dat de correspondentie zelf als één geheel benadert (7).
Noten
- Candaux e.a. 1979-1984.
- Van Dijk-Schouten 2019, p. 165.
- Namelijk: Van Strien 2005, Samson-Candaux 2006, Carrell 2009, Jongbloed 2012.
- Beaufort 1908 en 1909.
- Dubois 1971.
- Dubois-Dubois 1993, Courtney 1993, Trousson 1994.
- Zoals bijvoorbeeld: Pelckmans 1995a.